fotografisch
- fo·to·gra·fisch
- afleiding van fotografie met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | fotografisch | fotografischer | |
verbogen | fotografische | fotografischere | |
partitief | fotografisch | fotografischers | - |
fotografisch [1]
- betrekking hebbend op de fotografie
- Een camera is een fotografisch apparaat.
- (als of) door fotografie geproduceerd
- Hij kon zich alle details nog goed herinneren want hij heeft een fotografisch geheugen.
- Het woord fotografisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fotografisch" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be