Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • for·tuin·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fortuinzoeker fortuinzoekers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fortuinzoekerm

  1. (pejoratief) iemand die op zoek is naar een mogelijkheid om snel rijk te worden
     Congo is de enige staat in de wereld die werd opgericht om te plunderen. Het land is door menig fortuinzoeker, zakenman en multinational in de greep genomen: van de Belgische koning Leopold II tot de Zaïrese kleptocraat Mobutu, en van hem tot de in januari 2001 doodgeschoten president Laurent Kabila en diens zoon Joseph, de huidige president.[2]
     „Daarna wordt alles commerciëler”, zegt Blok. Dat merkt ook Jan Coelingh, die in 1998 bij Ecofys komt werken en later voorzitter van de ondernemingsraad wordt. De meeste werknemers kwamen tot die tijd met de trein en de vouwfiets, zegt Coelingh. Ze waren casual gekleed. Maar vanaf 2000 verschijnen er meer stropdassen en BMW’s. „Er komen meer fortuinzoekers”, zegt Coelingh.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Koert Lindijer
    “Zwitsers genoemd in spel om goud uit Congo” (5 november 2013) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Marcel aan de Brugh
    “Econcern sneeft door bevlogenheid” (16 oktober 2009) op nrc.nl