Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fop·duik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fopduik fopduiken
verkleinwoord fopduikje fopduikjes

Zelfstandig naamwoord

de fopduikm

  1. (sport) opzettelijke en opzichtige val bedoeld om een onterechte beslissing van de scheidsrechter uit te lokken
    • De Italiaanse voetbalbond heeft Bonucci nu gestraft voor de lachwekkende fopduik. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen