Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fok·ke·nist
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van fok met het achtervoegsel -ist met het invoegsel -en-
enkelvoud meervoud
naamwoord fokkenist fokkenisten
verkleinwoord fokkenistje fokkenistjes

Zelfstandig naamwoord

de fokkenistm

  1. (scheepvaart) persoon die de fok bedient
  2. (scheepvaart) op tweepersoons zeilbootjes: tweede persoon na de schipper
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be