fluiters
- (IPA in voorbereiding)
- flui·ters
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fluiters | |
verkleinwoord |
de fluiters mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord fluiter
- meervoudsvorm als officiële benaming (zangvogels) een geslacht Pachycephala van zangvogels uit de familie van de dikkoppen en fluiters (Pachycephalidae ). Het geslacht telt 48 soorten
- [2] baliemfluiter, biakfluiter, bismarckfluiter, borneofluiter, bougainvillefluiter, bruinborstfluiter, bruine fluiter, bruinrugfluiter, diadeemfluiter, eilandfluiter, fijifluiter, Filipijnse fluiter, geelkeelfluiter, geelrugfluiter, gouden fluiter, grauwe fluiter, grijsrugfluiter, groenrugfluiter, guadalcanalfluiter, kaneelborstfluiter, krabbenfluiter, Lorentz' fluiter, louisiadenfluiter, mangrovefluiter, Melanesische fluiter, Molukse fluiter, monniksfluiter, naaktkeelfluiter, Nieuw-Caledonische fluiter, orpheusfluiter, palaupitohui, rennellfluiter, roestborstfluiter, roodbuikfluiter, roodteugelfluiter, santacruzfluiter, Sclaters fluiter, Schlegels fluiter, tongafluiter, vogelkopfluiter, westelijke fluiter, wielewaalfluiter, witbuikfluiter, withalsfluiter, zwartkinfluiter, zwartstaartfluiter, zwartteugelfluiter, zwavelbuikfluiter
- dikkoppen en fluiters
- balkanbergfluiter, bergfluiter, cape-yorkfluiter, groenrugzwiepfluiter, klokzwiepfluiter, malleefluiter, malleezwiepfluiter, papoeafluiter, roodrugfluiter, sangirfluiter, struikzwiepfluiter, tuinfluiter, westelijke zwiepfluiter, zwartkopzwiepfluiter
- Het woord fluiters staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.