Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flik·ke·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord flikkering flikkeringen
verkleinwoord flikkeringetje flikkeringetjes

Zelfstandig naamwoord

de flikkeringv

  1. levendige, glinsterende terugkaatsing van licht
     Frode keek me strak aan. Groene ogen met een blauwe flikkering. Blonde wenkbrauwen. Een patroon van vlekjes op zijn neus en wangen, dat ik nu pas goed zag.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen