fleren
- fle·ren
- ww [1], [2], [3]: (verkorting) flederen ww [1]
- ww [3]: fleer zn met het achtervoegsel -en [2][3]
- zn: fleer zn met uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fleren |
fleerde |
gefleerd |
zwak -d | volledig |
- inergatief zonder haast of doel rondlopen
- overgankelijk ongemeende of overdreven complimenten geven
- overgankelijk op een prettige manier aanraken
- Handen van satijn, mijnheer, hebt gij nooit over uw slapen voelen fleren, hebt gij nooit voelen rusten, gelijk een lichtademend sprookje, op uw knie. [4]
- overgankelijk raken met een slag
- Als je goed leren kan op school, kan je ook goed leren in een restaurant. Je leert wel op welke fikken je moet slaan en op welke niet. Dacht je heus dat getrouwde mannen netjes zijn? Als het op het laatst niet meer te houden is, wat doe je dan? Je trouwt zelf maar. Over de puthaak ja? Met de Japanse commandant. Er zijn ook góéde Jappen! Nou kan ík flèren en knijpen. [5]
de fleren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord fleer
- Het woord fleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fleren" herkend door:
9 % | van de Nederlanders; |
11 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ fleren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Teirlinck, H.Mijnheer J.B. Serjanszoon. Orator didacticus. 6e druk (1952) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 153/154; geraadpleegd 2019-10-23
- ↑ Mahieu, V. (ps. J. Boon)"Tjoek: De muur" in: Verzameld werk. (1992) Querido, Amsterdam; ISBN 90 214 7452 2; p. 245; geraadpleegd 2019-10-23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be