Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fleem·tong
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fleemtong fleemtongen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fleemtongv / m

  1. iemand die zonder het te menen heel vriendelijke of lovende woorden spreekt
Synoniemen

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen