fitis
- fi·tis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fitis | fitissen |
verkleinwoord | fitisje | fitisjes |
de fitis m
- (zangvogels) Phylloscopus trochilus zangvogel uit de familie Phylloscopidae met groenig verenkleed en melodieuze zang
- Het woord fitis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fitis" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ fitis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be