• fi·nan·cier
enkelvoud meervoud
naamwoord financier financiers
verkleinwoord

de financierm

  1. (persoon) iemand die geld ter beschikking stelt voor bepaalde activiteiten
  2. (beroep) iemand die verstand heeft van het beheersen van geldmiddelen en dat ook als beroep heeft
vervoeging van
financieren

financier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van financieren
    • Ik financier. 
  2. gebiedende wijs van financieren
    • Financier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van financieren
    • Financier je? 
94 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]