Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·ver·keer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsverkeer -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het fietsverkeero

  1. (verkeer) verkeer dat wordt gevormd door fietsers
    • Nederland heeft relatief veel fietsverkeer vergeleken met andere westerse landen. 
Hyperoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid