feestmuts
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- feest·muts
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van feest en muts
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | feestmuts | feestmutsen |
verkleinwoord | feestmutsje | feestmutsjes |
Zelfstandig naamwoord
- (hoofddeksel) vaak kegelvormig hoofddeksel dat men draagt ter gelegenheid van een feestelijke gebeurtenis
- Toen het WikiWoordenboek de 100.000 artikelen bereikte zette iedereen zijn feestmuts op.
Vertalingen
1. vaak kegelvormig hoofddeksel dat men draagt ter gelegenheid van een feestelijke gebeurtenis.
Gangbaarheid
- Het woord feestmuts staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "feestmuts" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be