Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: fåne


  • fane

fane

  1. (verouderd) vaan, vaandel, banier
  2. (verouderd) weerhaan
  3. (religie) heiligdom (kerk, tempel)
  1. Guus Kroonen
    “Etymological Dictionary of Proto-Germanic” (2013), Brill Publishers, p. 127


  • fane

fane v (gewoonlijk mv)

  1. (plantkunde) (verouderd) gevallen boomblad
  2. (plantkunde) (kookkunst) het oneetbare (of weggegooide) loof van groenten (van bieten, bloemkool, aardappels, peentjes, radijzen, e.d.)
    «Rarement cuisinées, les fanes des carottes finissent trop souvent à la poubelle. Mais saviez-vous que vous pouviez les replanter ? Pour cela rien de plus simple. Prélevez 5 cm de carottes sous les feuilles et posez cette partie dans un bol d’eau peu profond.»[2]
    Het loof van de peentjes, dat zelden gekookt wordt, eindigt maar al te vaak in de afvalbak. Maar wist U dat U het opnieuw kunt planten? Het is eigenlijk kinderlijk eenvoudig. U snijdt 5 cm. van de wortel net onder het loof af en plant dat stuk in een ondiepe kom water.
  3. (plantkunde) het omhullende gebladerte van bepaalde bloemen (o.m. de ranonkel, anemoon)
vervoeging van
faner

fane

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van faner
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van faner
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van faner
  1. fane (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994)   op de website cnrtl.fr  .
  2.   Weblink bron
    Barbara Neyman
    “Fanes, épluchures, pépins, je crée mon potager perpétuel” (13 november 2020) op elle.fr