extrañeza
- ex·tra·ñe·za
enkelvoud | meervoud |
---|---|
extrañeza | extrañezas |
extrañeza v
- vreemdheid, iets vreemd, iets ongebruikelijk
- bevreemding, verwondering
- onrust, ongerustheid
- vervreemding
- [1] rareza
- [2] sorpresa
- [3] inquietud
- [4] extrañamiento
- extrañeza in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española