• ex·tra·ña
enkelvoud meervoud
extraña extrañas

extraña v

  1. vreemdelinge, vreemde

extraña

  1. vrouwelijk enkelvoud van extraño
vervoeging van
extrañar

extraña

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van extrañar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van extrañar