Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·ter·naat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord externaat externaten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het externaato

  1. meerdaagse activiteit voor kinderen waar de kinderen niet overnachten
    • De vzw Idee Kids organiseert externaat-vakantiekampen voor kinderen van 3 tot 15 jaar. Die kampen trekken jaarlijks ongeveer 16.000 jeugdige deelnemers. Op elk van hun zeven grote kampplaatsen tijdens de paasvakantie zal er donderdag, om exact 13.33 uur, een grote denkbeeldige "knuffelketen" worden gevormd van meer dan negenhonderd kinderen en zeven paashazen. [2] 
    • Een week op gehaktballenkamp - in externaat - kost 118 euro en gaat door in Heule, maandag tot vrijdag van 09.00 tot 16.00 uur. Opgelet: de Goe Gebakken-kok zelf is niet aanwezig, het kamp is gebaseerd op zijn recepten. [3] 
  2. (onderwijs) onderwijsvorm waarbij leerlingen overdag worden onderwezen, maar 's avonds thuis overnachten
    • Peeter Heyns heeft een kostschool en externaat voor meisjes in Antwerpen. [4]
Antoniemen

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen