• ex·pli·ci·te·ren

expliciteren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
expliciteren
expliciteerde
geëxpliciteerd
zwak -d volledig
  1. duidelijk maken, verhelderen
    • Plasterk komt zo tegemoet aan een wens van het COC, de belangenvereniging voor lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT's). Het COC drong aan op een wettelijk verbod op transgenderdiscriminatie, maar Plasterk wijst erop dat het al verboden is om onderscheid te maken op grond van geslacht. Hij wil het verbod wel "expliciteren". [2] 
    • De tradities die we hebben moeten we meer expliciet maken ja. In een samenleving die eh..., heel erg, eh..., multicultureel is geworden. Waarin we eigenlijk het gevoel hebben: is dat nou wel de samenleving die we willen? Nee. We hebben toch een Néderlandse samenleving waarin je integreert? Een aantal dingen dat inderdaad vanzelfsprekend wás, blijkt dat niet meer te zijn. Dus moeten we ze blijkbaar expliciteren. [3] 
83 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]
  1. expliciteren op website: Etymologiebank.nl
  2. Tubantia 10 januari 2017 Duidelijker verbod discriminatie transgenders
  3. De Telegraaf W. de Winther & L. Witteman 4 maart 2017 Niks mis met ’ouderwets’
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be