exerceren
- exer·ce·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘militair oefenen’ voor het eerst aangetroffen in 1592 [1]
- afgeleid van het Franse exercer (met het voorvoegsel ex- en met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
exerceren |
exerceerde |
geëxerceerd |
zwak -d | volledig |
exerceren [4]
- (militair) onovergankelijk het oefenen in het uitvoeren van bepaalde militaire bewegingen en commando's
1. het oefenen in het uitvoeren...
- Het woord exerceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "exerceren" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "exerceren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ exerceren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be