• exer·ci·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord exercitie exercities
exercitiën
verkleinwoord - -

de exercitiev [3]

  1. (militair) oefening in wapenomgang, marcheren etc. van militairen
    • Een exercitie voor de krijgsmacht. 
  2. (figuurlijk) een oefening in iets in het algemeen
    • Een leerzame exercitie in geduld. 
90 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[4]