Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • exem·pla·risch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen exemplarisch exemplarischer
verbogen exemplarische exemplarischere
partitief exemplarisch exemplarischers -

Bijvoeglijk naamwoord

exemplarisch

  1. representatief.
     Hoe kan het dat er zoveel mensen afkomen op een protest tegen racisme, vroegen sommigen zich verrast af. Een exemplarische vraag; racisme is iets van anderen, niet van hier, een debat dat activisten importeren uit Amerika.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Haro Kraak
    “Waarin zit toch de witte angst om over racisme te praten?” (5 juni 2020), de Volkskrant
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be