exces
- ex·ces
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘buitensporigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | exces | excessen |
verkleinwoord | excesje | excesjes |
het exces o
- iets dat grensoverschrijdend is en daardoor niet toegestaan is
- Kinderarbeid wordt gezien als een exces van ongecontroleerd kapitalisme.
- Noodweerexces is jezelf verdedigen met middelen die duidelijk heftiger zijn dan dat eigenlijk noodzakelijk en wenselijk is maar die toch niet strafbaar zijn.
- ▸ ‘Your lives matter’, zei Obama , een verwijzing naar de leuze ‘Black Lives Matter’ die demonstranten ook na eerdere excessen hanteerden. Obama: ‘Ook jullie dromen doen ertoe. Als ik thuiskom en ik kijk in het gezicht van mijn dochters, Sasha en Malia, als ik mijn neefjes en nichtjes zie, dan zie ik een enorm potentieel dat het verdient om op te bloeien.’[2]
- Het woord exces staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "exces" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "exces" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Theo Koelé“De maat is vol, Obama keert zich tegen zijn opvolger Trump” (4 juni 2020), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be