essen
Niet te verwarren met: Essen |
- es·sen
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | essen |
essen
- gemaakt van het hout van de es
- Hij bezat een essen boog.
de essen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord es
- Het woord essen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "essen" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈɛsn̩/
- es·sen
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
essen /ˈɛsn̩/ |
aß /aːs/ |
gegessen /gəˈgɛsn̩/ |
volledig |
- Afkomstig van het Oudhoogduitse ezzan
essen