Nederlands

1. Interview met escortboy L. Muns   in 2017
Uitspraak
Woordafbreking
  • es·cort·boy
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord escortboy escortboys
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de escortboym

  1. (beroep) jonge mannelijke sekswerker die zijn (vaak mannelijke) klanten thuis bezoekt of bij activiteiten vergezelt
     Het zou er niet beter op worden toen hij in American Gigolo (naar een scenario van Paul Schrader, die ook Taxi Driver schreef) als escortboy door de seksuele onderwereld van Los Angeles dwaalde.[2]
Hyperoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. escortboy op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Dana Linssen
    “Hèhè, hij hoeft niet meer knap te zijn” (12 maart 2008) op nrc.nl