escortboy
- es·cort·boy
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | escortboy | escortboys |
verkleinwoord | - | - |
de escortboy m
- (beroep) jonge mannelijke sekswerker die zijn (vaak mannelijke) klanten thuis bezoekt of bij activiteiten vergezelt
- ▸ Het zou er niet beter op worden toen hij in American Gigolo (naar een scenario van Paul Schrader, die ook Taxi Driver schreef) als escortboy door de seksuele onderwereld van Los Angeles dwaalde.[2]
- Het woord 'escortboy' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ escortboy op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Dana Linssen“Hèhè, hij hoeft niet meer knap te zijn” (12 maart 2008) op nrc.nl