erebaan

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  erebaan    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈerəˌban / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• ere·baan

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  eer zn  en  baan zn  met het invoegsel -e- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	erebaan	erebanen
verkleinwoord	erebaantje	erebaantjes

Zelfstandig naamwoord

de erebaan v / m

1. arbeid waar men heel trots op is dat men ze mag verrichten, ook als men er minder geld mee verdient

   • Als er tijd voor is, hoop ik weer terug te keren als coach, want dit is echt een erebaan." Anouk heeft veel zin in de samenwerking met talentvolle kinderen: "Het is toch wel spannend om nu met kinderen te gaan werken, na al die jaren bij de ‘grote mensen Voice’. Komend seizoen doe ik beiden, dat is een leuke afwisseling."  
   • Groot was die niet. Veel spelers ontbraken omdat ze door Johan Cruijff waren uitgenodigd voor de oefenwedstrijd van het Catalaanse elftal tegen Nigeria, later op de dag. Doelman Victor Valdes zegde op het laatste moment af voor dit afscheidsduel van Cruijff als bondscoach van Catalonië - een erebaan - wegens een voetblessure.  
   • Sterker, in zijn nieuwe middagprogramma Ask My Anything komt geen één plaatje voorbij. De Wild beantwoordt er dagelijks van 14.00 uur tot 15.00 uur vragen van luisteraars over een actueel thema, variërend van de Panama Papers tot de Brexit. "Cool, ik vind het een erebaan!"  
   • Ze willen de staat van faillissement van de vijftigjarige Duitser laten verlengen. Maar dat kan niet volgens Becker omdat hij in april de erebaan voor het arme Afrikaanse land heeft gekregen. Becker is erg trots op de functie die hem "in staat stelt iets terug te doen voor sportliefhebbers in een van de armste landen ter wereld".  

Synoniemen

• ereambt

Vertalingen

    1.   

Engels: honorary post (en), honorary position (en),

Gangbaarheid

• Het woord erebaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "erebaan" herkend door:

93 %	van de Nederlanders;
79 %	van de Vlamingen.