epilepsie
- epi·lep·sie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vallende ziekte’ voor het eerst aangetroffen in 1624 [1]
- met het voorvoegsel epi- en met het achtervoegsel -lepsie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | epilepsie | - |
verkleinwoord |
1. vallende ziekte, toevallen
- Het woord epilepsie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "epilepsie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "epilepsie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ epilepsie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be