enkellang
  • en·kel·lang
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen enkellang
verbogen enkellange
partitief enkellangs s -

enkellang

  1. (kleding) kleding die de benen tot aan de enkels bedekt
     Nee, dan de Rainskirt. Die hadden ze twintig jaar eerder uit mogen vinden. De zwarte hoes bevat een enkellange rok. Het aantrekken is een kwestie van in de rok stappen en wegwezen. De rits van de Rainskirt valt op het linkerbeen. Eventueel kan de rits onderaan een stukje naar boven gedaan worden voor extra bewegingsruimte. Slim detail: reflectiestrips zorgen voor extra veiligheid.[1]
     Ontwerper Paul Poiret bedacht in 1910 de strompelrok, een enkellange rok die zo smal was dat je alleen heel kleine stapjes kon zetten. Om te zorgen dat hij niet uitscheurde, droeg je speciale voetboeien.[2]
  1.   Weblink bron
    Gisette van Dalen-Heemskerk
    “Droge benen dankzij Rainskirt” (16 april 2010), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron
    Geschreven door:Lisa Bouyeure
    “Waarom – in Jezus’ naam – dragen werkende vrouwen nog hoge hakken?” (04/04/2015), HP de Tijd