enkelgewricht
  • en·kel·ge·wricht
enkelvoud meervoud
naamwoord enkelgewricht enkelgewrichten
verkleinwoord enkelgewrichtje enkelgewrichtjes

het enkelgewrichto

  1. (anatomie) gewricht tussen de voet en het onderbeen
     Je hoefde geen arts te zijn om te beseffen dat het been tussen het enkelgewricht en de knie was gebroken.[2]
     "Bij Oost-Afrikanen is de afstand van de achillespees tot het enkelgewricht kleiner. Dat is efficiënter bij het hardlopen. Bovendien zit de spiermassa hoger in het been. Dat betekent dat je minder massa heen en weer hoeft te slingeren. En de achillespees is langer. Dat is beter bij het opslaan van energie."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  3.   Weblink bron “De marathon onder de 2.10? 'Je moet leven als een Afrikaan'” (17-10-2017), NOS