▸Hij miste de engerling, de larve van de meikever die je vond als je in de grond spitte. (…) Een engerling blijft een vies, eng ding dat het gazon aanvreet.[5]
▸Kent u dat rare kereltje ook al, riep de oude vrouw uit, wat een engerling hè, een kever, een doerak, je zou je straal in hem vergissen. Kom, kom, zei de zeeman sussend, het valt wel mee, zo erg is het niet met hem gesteld, hij is een beetje getikt, maar hij doet geen vlieg kwaad, ik ken hem al jaren, zijn vader was net zo.[6]
Eenige opmerkingen omtrent de Nederlandsche substantiva gevormd met het suffix -ling. in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde., jrg. 32 nr. 1 (voorjaar 1913), E.J. Brill, Leiden, p. 41
De held van het potspel of het geheime huwelijk in: Hollands Maandblad, 315 jrg. 15 nr. 2 (februari 1974), Stichting Hollands Weekblad, Den Haag, p. 33