• en·cryp·te·ren
  • uit het Frans

encrypteren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
encrypteren
encrypteerde
geëncrypteerd
zwak -d volledig
  1. (informatica) voor iedereen leesbare gegevens omzetten in een signaal dat alleen door de bevoegden is te lezen
     Hij pleit voor een dwingende aanpak zoals in de Verenigde Staten, waar organisaties verplicht zijn om vertrouwelijke gegevens te encrypteren, zodat ze alleen door bevoegde personen gelezen kunnen worden.[1]
     Een tweede testje: zijn de gegevens op uw laptop geëncrypteerd? Hoeveel mensen kent u die encryptie gebruiken om hun laptop te beveiligen?[2]
  1.   Weblink bron
    Wim De Preter
    “Kwart werknemers verloor al eens mobiele computer” (11/07/2007), De Standaard
  2.   Weblink bron
    Philippe Janssens
    “Uw vakantiefoto’s op straat” (23/03/2011), De Standaard