decoderen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·co·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontcijferen’ voor het eerst aangetroffen in 1942 [1]
- afgeleid van het Franse coder (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
decoderen |
decodeerde |
gedecodeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
decoderen
- overgankelijk uit code overbrengen in gewone taal
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. uit code overbrengen in gewone taal
Gangbaarheid
- Het woord decoderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "decoderen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "decoderen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ decoderen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be