• eken
stellend
onverbogen eken
verbogen -

eken

  1. gemaakt uit het hout van een eik (Quercus  )
     'k Mag niet klagen, maar 'k ben stakestijf, 'k plooie lijk een eken wisse.[3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
eken
eekte
geëekt
zwak -t volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

eken

  1. (geschiedenis) schors van een eikenstam afhalen om te gebruiken als grondstof
     Geurt weet dat het zover is, omdat het hout nu volop in het blad zit en de temperatuur het eken niet meer mogelijk maakt.[4]

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de ekenmv

  1. (verouderd) uitspraakvariant van  eiken zn 
      Soo werden voort en voort de rij eken uitgespreyt (…)[5]
22 % van de Nederlanders;
22 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Magda Cafmeyer
    Van de wieg tot het graf. - VI : In ziek en zuchtigheid in: Biekorf., jrg. 51 nr. 2 (februari 1950), A. Van Poelvoorde, Brugge, p. 36
  4.   Weblink bron
    J. Veenhof
    “Voor dag en dauw” (2006), Uitgeefmij Kok ten Have, Kampen, ISBN 9789059771567, p. 392
  5.   Weblink bron
    Robert Dorsman
    Ampliatie, geciteerd in: ‘Visioen van 'n nasie’ - poëzie uit Zuid-Afrika (2 januari 1666) in: De Tweede Ronde., jrg 16 nr. 3 (herfst 1995), G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 96
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


eken

  1. verouderde spelling of vorm van aka tot 2012 (mannelijke en vrouwelijke vorm)
(verouderd) lijdende vorm van aka