• edi·a·ca·ri·um
  • genoemd naar de Zuid-Australische Ediacaraheuvels met het achtervoegsel -ium, waar de geoloog Reg Sprigg in 1946 fossielen uit deze periode ontdekte; naam voorgesteld door W.B Harland en K.N. Herod in 1975 en in 2004 internationaal aanvaard door de ICS[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ediacarium -
verkleinwoord - -

het ediacariumo

  1. (geologie) geologisch tijdperk, derde en laatste periode van het neoproterozoïcum, van 635 tot 541 miljoen jaar geleden
    • We hebben het hier over dieren uit de groep Fractofusus die zo’n 565 miljoen jaar geleden, in het geologische tijdperk ediacarium, de oceaanbodem bewoonden. [2]
  • Ediacarium (In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.)
  • De woordenlijst uit 2005 vermeldde alleen "ediacara".