• duk·ke
  • Afkomstig uit het Nederduits.
Naar frequentie 2896
vervoeging
onbepaalde wijs dukke
tegenwoordige tijd dukker
verleden tijd dukket
dukka
voltooid
deelwoord
dukket
dukka
onvoltooid
deelwoord
dukkende
lijdende vorm dukkes
gebiedende wijs dukk
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

dukke

  1. onovergankelijk zich bukken
  2. overgankelijk induiken
  3. (figuurlijk) onderdompelen
  4. (figuurlijk) vernederen
  5. overgankelijk duiken
  • dukke opp

dukke opp

  1. overgankelijk verschijnen, te voorschijn komen, opduiken
    «En rekke nye gutte- og jentenavn har dukket opp
    Een aantal nieuwe jongens- en meisjesnamen is verschenen.

dukke seg

  1. wederkerend (het hoofd) intrekken


  • duk·ke
  • Afkomstig uit het Nederduits.
vervoeging
onbepaalde wijs dukke
dukka
tegenwoordige tijd dukkar
verleden tijd dukka
voltooid
deelwoord
dukka
onvoltooid
deelwoord
dukkande
lijdende vorm dukkast
gebiedende wijs dukk
dukka
dukke
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

dukke

  1. onovergankelijk zich bukken
  2. overgankelijk induiken
  3. (figuurlijk) vernederen
  4. overgankelijk duiken
  • dukke opp

dukke opp

  1. overgankelijk verschijnen, te voorschijn komen, opduiken