• in·dui·ken

induiken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
induiken
dook in
ingedoken
klasse 2 volledig
  1. ergens met grote snelheid binnengaan
    • Singles Day is overgewaaid uit China. Dat land kampt als gevolg van de eenkindpolitiek met een overschot van tientallen miljoenen vrijgezelle mannen. Dat bracht vier studenten volgens de overlevering op het idee om 11-11 (vanwege de vier enen) te adopteren als Singles Day: een soort anti-Valentijnsdag waarop vrijgezellen met vrienden de karaokebar induiken om hun onafhankelijkheid te vieren. [2] 
    • Nadat gisteren de eerste bewegende beelden van de tortelduifjes, waarin ze hand in hand in rap tempo een Hamburgs restaurant induiken, weten bronnen in Denekamp het zeker. Aan Tubantia laten ze weten 'hun' Sander te herkennen. [3] 
    • Tom Coronel: ,,Racen is een levensbehoefte voor Hamilton. Een uitlaatklep. Die gaat er gewoon weer vol voor. Rustig aan? Nooit niet. Hij hoeft nu ook niet te denken bij het induiken van de eerste bocht: ik ga hier voor de puntjes. [4] 
  2. je ergens in onderdompelen
    • Mariska, die als badmeester minstens 150 kinderen én volwassenen uit het zwembad viste, zou willen dat we éven nadenken voor we het water induiken. [5] 
  3. je ergens intensief mee bezig houden
91 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[6]