duitendief
- Geluid: duitendief (hulp, bestand)
- dui·ten·dief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duitendief | duitendieven |
verkleinwoord | - | - |
de duitendief m
- gierigaard, vrek; iemand die zich ook niet het kleinste voordeeltje laat ontsnappen
- Hij is een echte duitendief.
- Het woord duitendief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.