duinroos
  • duin·roos
enkelvoud meervoud
naamwoord duinroos duinrozen
verkleinwoord duinroosje duinroosjes

de duinroosv / m

  1. Rosa pimpinellifolia   Rosa spinosissima   plant die groei in de droge graslanden in de kustduinen
    • De op de zeewind ruisende bossen zijn vooral beplant met naaldbomen, terwijl de plantengroei in het open duingebied wordt bepaald door de zoute, zanderige zeewind. Alleen struiken als de duindoorn, kardinaalsmuts, liguster, duinroos en vlier kunnen daarom overleven. [2] 
    • Volgens de gemeente is de tijd rijp voor de renovatie van het noordelijk deel met een nieuwe eigenaar van de Pier en interesse vanuit de markt om ook verouderde bebouwing aan te pakken. Omdat de nabijheid van de zee de mogelijkheden beperkt om bomen te planten is gekozen voor vergroening in de vorm van helmgras en duinroos. [3] 
92 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]