Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·bel·hard
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen dubbelhard
verbogen dubbelharde
partitief dubbelhards

Bijvoeglijk naamwoord

dubbelhard

  1. heel erg stevig, onder meer door een herhaalde bewerking
     In het voormalige retraitehuis Sint Jozef te Zenderen - gebouwd in 1925-1927 naar ontwerp van architect H.H. Sleiderink uit Delden - is de gang op de begane grond betegeld met dubbelhard gebakken tegeltjes van 10 bij 10 cm in de kleuren bordeaux-rood, wit en gemêleerd grijs.[1]
  2. heel erg krachtig
     In een poging om haar evenwicht te herwinnen, maakte ze een onwillekeurige armbeweging naar boven, waardoor het ding eerst een eind omhoog vloog voor het met een dubbelharde smak aan scherven sloeg tegen de grond.[2]
  3. heel erg streng
     Maria-Christina's hart is vol deernis voor dit schone kind, dat een dubbelharde winter achter de rug heeft.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Retraitehuizen: terzijde van de wereld - ingericht voor stilte en bezinning in: Jaarboek Monumentenzorg 2001. Interieurs belicht. (2001), Waanders Uitgevers, Zwolle / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist, ISBN 9040095914, p. 175/176
  2.   Weblink bron “Josefine.” (1962), Andries Blitz, Laren / Internationale Pers, Antwerpen, p. 93
  3.   Weblink bron
    F.R. Boschvogel
    “Niet wanhopen Maria Christina.” (1948), Lannoo, Tielt, p. 161