dorpshuis
- dorps·huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dorpshuis | dorpshuizen |
verkleinwoord | - | - |
het dorpshuis o
- huis in een dorp
- ontmoetingscentrum in een dorp
- ▸ Het resort was een muffig dorpshuis met wat geweien aan de muur. Een versleten, opgezette zwarte beer was een voorproefje van wat me te wachten stond.[2]
- Het woord dorpshuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dorpshuis" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be