doosvissen
- Geluid: doosvissen (hulp, bestand)
- (IPA in voorbereiding)
- doos·vis·sen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doosvissen | |
verkleinwoord |
de doosvissen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord doosvis
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een familie Aracanidae van straalvinnige vissen uit de orde kogelvisachtigen (Tetraodontiformes ). De naam van dit taxon werd in 1941 gepubliceerd door Alec Fraser-Brunner. De groep is ook wel als onderfamilie Aracaninae van de familie koffervissen (Ostraciidae ) opgevat maar werd door Nelson in 1994 weer opgewaardeerd tot de rang van familie. Bij de soorten uit deze familie is de "carapax", het benige, uit vergroeide schubben bestaande pantser, achter de rug- en de aarsvin open, terwijl dat bij de nauw verwante koffervissen ten minste achter de aarsvin gesloten is
- [2] kogelvisachtigen, stekelvinnigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
- Het woord 'doosvissen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.