Nederlands

 
doorzicht onder een poort door
Uitspraak
Woordafbreking
  • door·zicht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doorzicht doorzichten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

doorzicht o [1]

  1. het ergens doorheen kunnen kijken
    • Vier bestuurders kregen een bon omdat ze hun rijbewijs niet konden tonen. Twee bekeuringen werden uitgedeeld omdat de ruiten van het voertuig te smerig waren om een goed doorzicht te garanderen. Eén automobilist kreeg een prent vanwege het negeren van de rijrichting en één vanwege het niet dragen van de gordel. De belastingdienst had 24 'hits' voor openstaande rekeningen. [2] 
    • Hij spreekt van een 'harmonische eenheid' met omliggende panden. "De straten rond het Vondelpark met hun hoogwaardige architectuur, stedenbouwkundige accenten en doorzichten, en de unieke sfeer moeten worden behouden als beschermd stadsgezicht." [3] 
  2. het begrijpen van iets
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen