Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schran·der·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schranderheid schranderheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schranderheidv

  1. het schrander, slim zijn
    • Hij blinkt niet uit door schranderheid. 

Gangbaarheid