• doods·bang
stellend
onverbogen doodsbang
verbogen doodsbange
partitief doodsbangs

doodsbang

  1. zeer bevreesd
    • Hij wist het doodsbange slachtoffer wat te kalmeren. 
    • Het woeste gedrag van de opgewonden man maakte haar doodsbang.  
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]