Nederlands

 
donderbui
Uitspraak
Woordafbreking
  • don·der·bui
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord donderbui donderbuien
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de donderbuiv / m

  1. (meteorologie) keer dat het onweert
     Duivendrama dreigt door donderbui: duizenden dieren dwalen af: Na een internationale duivenwedstrijd in de Zuid-Franse stad Narbonne afgelopen vrijdag zijn 20.000 duiven zoek. Waarschijnlijk zijn ze gedesoriënteerd geraakt door een onweersbui. Duivenmelkers vrezen een grote strop. In de branche gaan miljoenen om.[2]
     Dat gaat gepaard met aangename temperaturen van rond de 21 graden tot maximaal 25 in het zuidoosten, meldt het KNMI. Zonlicht en schaduwen van stapelwolken wisselen elkaar hierbij af, met enkele buien tussendoor. Soms mogelijk met onweer, is te zien op de Onweerradar van Weerplaza. Vooral het noordwesten en de provincie Groningen mogen zich opmaken voor donderbuien.[3]
  2. (figuurlijk) stortvloed van boze en bestraffende woorden
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Duivendrama dreigt door donderbui: duizenden dieren dwalen af” (Maandag 1 augustus 2022, 21:37), NOS
  3.   Weblink bron “Buiig weekend met aangename temperaturen voor de boeg” (22-08-2020), Tubantia