Dominikanerwida
  • (IPA in voorbereiding)
  • do·mi·ni·ka·ner·wi·da
enkelvoud meervoud
naamwoord dominikanerwida dominikanerwida's
verkleinwoord dominikanerwidaatje dominikanerwidaatjes

dominikanerwida

  1. (zangvogels) Vidua macroura   een opvallende vogel met een zeer lange staart, uit de familie van de Viduidae  . De vogel komt voor in sub-Saharisch Afrika en wordt ook gehouden in volières. In het Caraïbische gebied zijn verwilderde populaties van ontsnapte vogels