1.1 Lolium temulentum
  • do·lik
  • in het Middelnederlands afgeleid van  dol bn  met het achtervoegsel -ik, omdat het dieren die ervan graasde in een roes bracht, aantroffen vanaf 1305 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dolik -
verkleinwoord - -

de dolikv / m

  1. (plantkunde) naam voor sommige soorten gras uit het geslacht Lolium  
    1. in het bijzonder: naam voor Lolium temulentum  
6 % van de Nederlanders;
7 % van de Vlamingen.[3]