doening
- doe·ning
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doening | doeningen |
verkleinwoord | doeningske | doeningskes |
de doening v
- plaats waar men werkt
- (detailhandel) nering, winkel
- (landbouw) boerderij, erf
- (figuurlijk) huis, woning
- manier van doen
- Het woord doening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doening" herkend door:
33 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be