• do·dend
vervoeging van: doden
verbogen vorm: dodende

dodend

  1. onvoltooid deelwoord van doden
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen dodend dodender dodendst
verbogen dodende dodendere dodendste
partitief dodends dodenders -

dodend

  1. van iets dat het een levend organisme doodt
  2. van iets dat het iets kapot maakt of kapot zou kunnen maken
    • Wat vooral opvalt is de gemoedelijke sfeer. De reden laten we even buiten beschouwing, maar iedereen is vriendelijk voor elkaar. Stoot je per ongeluk tegen iemand aan, dan krijg je een schouderklopje in plaats van een dodende blik. [1] 
    • Die wet is mij een dodende letter geworden, een bediening des doods, die toorn, vloek en verdoemenis werkt. [2] 



  1. Het Parool Puck van den Hoogen23 augustus 2015 Strafwerk was voor elke bezoeker een feestje
  2. Reformatorisch Dagblad 10-07-2019 Zelfkennis