documenteren
- Geluid: documenteren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌdokymɛnˈterə(n) / (5 lettergrepen)
- do·cu·men·te·ren
- Afgeleid van document met het achtervoegsel -eren
- afgeleid van het Franse documenter (met het achtervoegsel -eren) [1] [2]
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
documenteren | documenteerd |
document | |
documentalist | |
documentaire | |
documentatie |
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
documenteren |
documenteerde |
gedocumenteerd |
zwak -d | volledig |
documenteren
- overgankelijk onderbouwen, staven met documenten
- Hij heeft zijn CV keurig gedocumenteerd.
1. onderbouwen, staven
- Het woord documenteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "documenteren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ documenteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be