• die·nend
vervoeging van: dienen
verbogen vorm: dienende

dienend

  1. onvoltooid deelwoord van dienen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen dienend dienender dienendst
verbogen dienende dienendere dienendste
partitief dienends dienenders -

dienend

  1. van een persoon dat hij iets of iemand helpt zonder zelf op de voorgrond te staan
    • De Nederlandse ploeg, die al vijftien jaar niet meer verloor van Duitsland, startte sterk. Matla opende de score uit een schitterende aanval, met een dienende rol voor Xan de Waard en Malou Pheninckx. Voor Matla was het haar vijfde treffer in de Pro League. Daarmee is ze topscorer van Oranje. [1] 
    • Vertrekkend politiek leider Buma is blij met zijn opvolger. ,,Hij is iemand die zal staan voor de partij en zal staan voor de idealen. Hij doet dit absoluut niet voor zichzelf. Hij weet dat hij een dienende functie heeft. Die functie gaat hij ook heel goed uitvoeren.’’ [2] 
  2. een functie uitoefenend
    • De negende mens op de maan en NASA's langst dienende astronaut. Pas in 2004 ging hij na 42 jaar met pensioen. Young - die net als Armstrong als piloot diende in de Koreaanse oorlog - is de enige astronaut die missies met vier verschillende ruimtevoertuigen leidde. [3]