desperaat
- des·pe·raat
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘wanhopig, hopeloos’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1485 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | desperaat | desperater | desperaatst |
verbogen | desperate | desperatere | desperaatste |
partitief | desperaats | desperaters | - |
desperaat
- de wanhoop nabij, zonder raad
- Dit woord wordt door sommigen als anglicisme gezien.
- Het woord desperaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "desperaat" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "desperaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be